Nee, het was geen liefde op het eerste gezicht tussen Johanna Goyvaerts en risotto. Al die strikte regels, het was haar te saai. Maar sinds ze zichzelf wat meer vrijheid gunt, klopt haar hart voor de smeuïge Italiaanse rijst.
Johanna Goyvaerts in De Standaard, 15 februari 2025
Een tijd geleden las ik in het Amerikaanse kooktijdschrift Bon appétit een stuk over risotto. Daarin vertelt schrijfster C.J. Hauser*: “Omdat ik een zwak heb voor liefde, herinneringen en goed eten, schrijf ik in mijn kookboeken – en vraag degenen voor wie ik kook om hetzelfde te doen.” Haar favoriete risottorecept is volgekrabbeld met aantekeningen over vrienden en exen. Hoe mooi, denk ik. Stukjes uit het leven die een vaste plaats krijgen naast de ingrediëntenlijst.
Haar verhaal doet me denken aan die avond waarop ik samen met een vriendje risotto maakte. Hij was de chef en ik de commis, een rol waarin ik grandioos faalde. Overal had ik iets op aan te merken: hoe de ui gesneden werd, of wat extra venkelzaad en citroenschil niet meer pit zouden geven. Of hij niet wat kwistiger wilde zijn met de bouillon. Of hij die inbreng kon waarderen of mijn ‘hulp’ hem vooral op de zenuwen werkte, weet ik jammer genoeg niet meer. Wat ik me wel nog herinner: wat uiteindelijk op tafel kwam, overtrof onze verwachtingen.
Hoewel we elkaar kort daarna uit het oog verloren, hield ik aan die avond een liefde voor risotto over – een gerecht waarmee ik nooit hoog had opgelopen. Ik vond het saai. Risotto leek vooral een kwestie van regels volgen: de rijst perfect beetgaar, smeuïgheid tot in de puntjes, de bouillon er op gezette tijden bij. Maar die avond maakten de chef en ik risotto op onze manier. Samen improviseerden we, zonder ons druk te maken over smeuïgheid of perfecte consistentie. Of om het met de woorden van Hauser te zeggen: “Risotto mag rommelig zijn, zolang je het proces maar omarmt. Het is een gerecht dat ruimte biedt voor fouten, omdat het uiteindelijk altijd iets moois oplevert.”
Ik leerde die avond nog iets anders: het plezier van samen te koken. Misschien is dat iets wat we vaker zouden moeten doen: niet voor, maar met elkaar koken. Want samen koken, is roeren zonder alle ruimte in te nemen, proeven met een open blik en aanvaarden dat niet alles altijd volgens plan verloopt. Tijdens het koken ontdek je meer over iemand dan aan een perfect gedekte tafel. Hoe de een eigenwijs een scheut room toevoegt en de ander net te veel zout gebruikt. Je deelt niet alleen een gerecht, maar ook de kleine eigenaardigheden. En die blijven vaak net zo lang hangen als het eten zelf.
*Voor wie graag meer van C.J. Hauser wil lezen: haar laatste boek ‘The crane wife: A memoir in essays’ staat sinds ik haar stuk over risotto las bovenaan mijn lijstje.